Onderstaande vogelfoto’s maakte ik in de afgelopen dagen en ze lenen zich op een of andere manier goed voor een wat serieuzere ‘Krijnsel’ – overpeinzing op deze overgangsdag van het oude naar het nieuwe jaar.
Het rechtop staande, nog niet vergane herfstblad zou symbool kunnen staan voor de dunne scheidslijn tussen wat gisteren was en morgen komt. Op datgene wat voorbij ging in het oude jaar is inmiddels volop licht gevallen want we weten precies wat er is gebeurd. We kunnen er op terug zien met een gemixt gevoel dat daarbij wordt opgeroepen; dankbaarheid, verdriet, weemoed, blijdschap of teleurstelling?
Aan de andere zijde is het blad van 2022 nog onbeschreven. Onbelicht ook. We hebben wel een idee over wat daar straks zal zijn, we maken ons een voorstelling en zien al vage contouren maar wat het ons nu echt zal brengen?
Net als de frêle vogel richten we ons daarom op, kijken nieuwgierig vooruit en staan we aan de achterkant van dat flinterdunne blad waar we, nog even achterom kijkend, onze sporen zien liggen en ons misschien net zo klein en kwetsbaar voelen omdat het leven – ondanks ons menselijk kunnen – toch niet altijd maakbaar of beheersbaar was. Omdat geloof niet gelijk stond aan geluk en vertrouwen geen synoniem bleek voor succes.
Let eens op dat vogel-oogje! In de glans daarvan weerspiegelt zich oplettendheid en verwachting. Wat ligt er voor hem in het verschiet? Een hongerwinter? De klauwen van een sperwer? Of toch opnieuw dat lied te mogen zingen tussen ontloken bloemknoppen? Een fijn warm Roodborst-nestje vol piepend nageslacht? Maar wel met alle zorg van dien.. die slapeloze nachten. Wat geeft het de kracht om dat koppie dan toch omhoog te steken? Behoedzaam kijkend over de rand in een onbekende verte? Of heeft het gewoon geen keus?
Wat geeft mij de moed om – turend over de rand van 2022 – mij toch maar verwachtingsvol uit te strekken? ‘Kop d’r veur? Het hoofd omhoog, het hart naar boven? Wat onderscheidt ons mensenhart van dat piepklein, pulserend vogelhartje dat daar binnen in dat zachte veren-bolletje onvermoeibaar zijn wonderwerk doet?
Ik denk…Liefde! Een inspiratiebron waarvan ik lees in ‘n eeuwenlang geleden geschreven brief, door generatie op generatie steeds maar weer doorgegeven. Een onophoudelijk harteklop-wonder van een totaal andere, geschapen dimensie. Liefde om te ontvangen én te delen. Dé drive om vandaag op te staan en welgemoed de stap over de drempel van oud en nieuw te zetten. Wanneer het geloof verflauwt en de hoop onder druk staat blijft Liefde die alles in beweging zettende impuls die het leven voor ons mensen zo betekenisvol maakt!
(1 Corinthiers 13: 13)
Aan alle lezers van mijn blog : Een liefdevol jaar toegewenst !
Daar was ie dan, de eerste écht pittige nachtvorst van het seizoen!
Omdat de luchtvochtigheid én de zon allebei wel wilden meespelen, maakte ik in de vroege ochtend een kort foto-loopje op en rond het Storksterpad om tijdens het opsnuiven van tintelfrisse winterlucht een paar sfeeropnamen te maken…
Da’s altijd gemakkelijk kiezen uit honderden fotogeniek onderwerpen die zich in zo’n situatie zich in macro- én landschaps-perspectief aanbieden maar ik ben streng voor mijzelf en beperk me tot slechts een paar motieven die er echt om vrágen en waar ik niet aan voorbij kan lopen.
In de verte verheft zich de ‘Oale Lopster Toren’ die ik nog even piepklein maar centraal in het beeld tussen de berijpte meidoornbessen plaats.
Het is maar nét waar je naar wilt kijken, want wanneer we de blik wat verder over dezelfde einder laten glijden, zien we ook óók hoe foeilelijke, hoge torenkranen onderdeel uitmaken van die al jarenlang bestaande bouwput waaruit het verzakte dorpshart mét zijn buitenwijken ééns weer zal moeten zien te herrijzen. Maar die laat ik dan weer zorgvuldig uit beeld, evenals storende hoogspanningsmasten, landschapsvervuilende windmolens en een in de verdere verte stomende kolencentrale…
Die willen we vandaag allemaal even niet zien!
In deze dagen herdenken we ons kleindochtertje Annelin, dat vorig jaar op 9 december werd geboren met een ernstige hartafwijking en die wij na 10 dagen toch weer moesten loslaten.
Dubbel zijn onze gevoelens omdat wij als familie samen met haar ouders het verlies en elkaars verdriet herbeleven, maar anderzijds ook dankbaar voor nieuw leven en hoop op wat weer komen gaat.
Om hier op een of andere manier uiting van en inhoud aan te geven hebben wij (maar vooral Janneke) een zelfbedacht initiatief ontwikkeld om familie, vrienden en bekenden enerzijds te betrekken bij deze periode en anderzijds op een sportieve manier het goede doel te dienen.
We stippelden een zogenaamde Hartekind Walk (Team Regenboog) uit, waarin mensen zich konden opgeven om samen met ons een lange, frisse wandelroute (in de vorm van een zelf op de route uitgetekende hartvorm) te lopen waarin we herdenken, hoopvol vooruitzien en genieten van de natuur. Tegelijkertijd kon men zich hiervoor laten sponsoren om de Stichting Hartekind te steunen. Deze heeft zich als doel gesteld om de overlevingskansen van kinderen met een aangeboren hartafwijking te vergroten en kwaliteit van leven te verbeteren.
Nou je begrijpt het al. Dat is een succes geworden! Niet alleen kan er ruim 1600 euro worden overgemaakt maar we hebben vandaag met 19 betrokken mensen een heerlijke wandeling in heldere vrieslucht langs en door de prachtig berijpte Groninger velden gelopen, waarin we het Dorpshuis van Zeerijp en de eeuwenoude kerk in Eenum als tussenstop- en memorisatieplek hebben aan gedaan. Dank ook, aan de prettig samenwerkende beheerders!
Het was echt fantastisch om samen met al deze lieve mensen op deze manier stil te mogen staan, te gedenken, te verwerken en ..te hópen!
Op 13 jarige leeftijd, kreeg ik van de Sint mijn eerste foto-toestel mét album om de nog te schieten kiekjes in te plakken. Tsjonge, ik voel nog de dadendrift die me op die pakjesavond in bezit nam.
Een dag later knipte ik er al flink op los met dat Kodak-klik-gevalletje, inclusief bijbehorende smelt-flitsblokjes. Gezien de in het vergeelde album vastgelegde beelden had natuurfotografie klaarblijkelijk toen al mijn interesse, waarbi j onze gewillige hond Rax en wat tamme huisduiven een relatief eenvoudig oefenobject vormden.
De bijschriften bevatten soms weliswaar volledig overbodige mededelingen zoals ‘duif onder kar’ en ‘duif op betonmolen’, maar het feit dat mijn vader op die dag kennelijk een timmerklus verrichtte in het huis van overbuurman ‘Kim’ is door mijn aantekening toch maar mooi aan de vergetelheid ontrukt.
Ook Jaap en Kunny wilden wel even poseren en omdat ik er kennelijk van uitging dat het album wel eens in begerige handen zou kunnen vallen van wildvreemde verzamelaars, heb ik er voor de zekerheid maar even bij genoteerd dat het hier wel ‘mijn zusje en broertje’ betrof.
Niet gehinderd door enige zelfkritiek plakte ik ook de mislukte foto’s er gewoon bij in het boek, want de ontwikkeling daarvan had me per slot van rekening wel een paar gulden zakgeld gekost.
Tot slot attendeer ik u op het vroege meesterwerk ‘brug onder het zonlicht’, – rechts onderaan – dat aanvankelijk waarschijnlijk gewoon ‘ brug’ had moeten heten, maar waarbij ik het feit dat de opname ernstig overbelicht was geworden onmiddellijk tot voordeel omboog en het dan ook als zijnde ‘abstract en surrealistisch’ aan het oeuvre heb toegevoegd.
Tsja… en dan die lege, laatste plek; ‘zwarte duif op ladder onder oma’s raam’ …
”Waar is die?” Zult u zeggen..
Die heeft kennelijk zelfs de toets van mijn kritiek niet kunnen doorstaan…dei is vot vlogen..
In deze eind-november-week dwarrelen de laatste bladeren uit de alsmaar verder dorrende boomkruinen en hopen zich in teamverband op, of dwarrelen besluiteloos in hun eentje nog wat door de tuin om uiteindelijk ergens moe gewaaid en onbekeken te wachten op het Grote Vergaan.
Maar ik pak zoiets graag nog op, bewonder hun vlammengloed, de fijne nerfstructuur en geef ze nog éven een tijdelijke ereplek waar ze nog een kort moment tot hun volle recht komen. Dat doe ik dan in combinatie met een takje waar graag mezen en roodborsten op af komen omdat ik er een likseltje lekkers aan heb gesmeerd. Onzichtbaar voor ons als kijker, maar onweerstaanbaar voor de tuinvogeltjes. Dat levert vaak oogstrelende plaatjes op, althans naar mijn smaak, omdat de combi van een omlijsting van gouden herfstbladeren en vlammend gekleurde vogelveren het altijd prima doet.
Ik laat er even een paar zien..
Vaak plaats ik de bladeren precies in de scherpte, zoals hierboven maar soms fotografeer ik bewust ook door het gebladerte heen dat zorgt voor een mooi soft-focus effect en weer een andere sfeer meebrengt, nou ja zoiets dus …
‘Sundermeerten’ vandaag of – voor de niet Grunnegers – Sint Maarten.
Sint Martinus Bisschop mit zien roege muts op
Mit zien lange stevels aan doar komt Sint Martinus aan
Geft toch wat , ’n cint of wat, mie n appel of n peer
Kom din t haile joar nait weer, ‘t haile joar dat duurt zo laank
Is mien keerske al laank verbraand.
Herinneringen aan lang vervlogen jaren doemen op..
Toen we als kinderen ( de papa’s of mama’s gingen- in tegenstelling tot nu – toen echt niet mee) de luwte van het dorp verlieten om in jagende novemberstormen de omliggende boerderijen te bezoeken. De verkleumde vuistjes geklemd om de lampionstok, althans wat daar voor door moest gaan. Want meestal was mijn op de kleuterschool in elkaar geplakt kunstwerk dan al jammerlijk door regen en wind verongelukt en bleek het stompje kaars daardoor onbruikbaar te zijn geraakt. Maar dat kan ook aan mijzelf hebben gelegen, want ik behoorde toen geloof ik al tot de groep wat minder begaafde doe-het-zelvers.
Nu ik er over nadenk, herinner ik me ook dat ik – bij droog weer- eens over mijn eigen kartonnen lampion ben gestruikeld, omdat ik deze wat achteloos over de grond liet slepen met exact hetzelfde kaarsdovend gevolg. Maar.. de spaarzaam bij de boeren vergaarde dubbeltjes vergoedden ruimschoots elk geleden leed.
Heerlijk was het om thuis te komen en in de warme huiskamer te worden ontdaan van jas en sjaal om daarna de zwaar gevulde schoudertas op een bord te mogen legen. Maar vóór ik dat deed rook ik even in de tas. O, die heerlijk prikkelende wee-zoete geur zal ik nooit vergeten. En dan..omkieperen maar! Een bonte zee van losse centen, stuivers, slik (snoep), mandarijnen, speculaas, taai-taai en kruimels..óveral kruimels. Uiteindelijk kwam de buit, zorgvuldig afgeschermd voor grijpgrage broertjeshanden, in één persoonlijke koekjestrom waar ik weken op kon teren.
In november 1984 maakte ik hier al aantekeningen over en schilderde eigenhandig op stukken kartonpapier dit soort plaatjes. Ik geeft toe, ze zijn hier en daar wat ongelukkig getekend maar geven wél goed de sfeer van toen weer….
Sinds een paar maanden heb ik me op een nieuw hobby geworpen. Alsof ik nog niet genoeg zou hebben…
Ik boetseer en knutsel vogelbeeldjes ( of – sculpturen, dat klinkt wat artistieker) in elkaar.
Uit superlichte boetseerklei kneed en masseer ik hun ranke lijfjes en vleugels alsmaar opnieuw totdat het er echt op gaat lijken. Met behulp van takjes, stokjes en ijzerdraadjes pieterpeuter ik net zo lang totdat pootjes, grasjes en andere ragdunne onderdelen zo levensecht mogelijk over komen, zodat er een zo natuurgetrouw mogelijk vogeltafereel is ontstaan. De ene keer als miniatuur, de andere keer op ware grootte nét hoe ’t me uitkomt. ’t Swait stait mie d’r sums van veur de kop!
Maar ik héb ik me er toch een plezier in! Oneindig zijn de mogelijkheden en variaties aan houdingen en entourage die het gevederde volkje me op dit punt biedt. Want ik ben gek op vogels, maar dat wist je al! Ik raak niet uitgekeken op hun onvoorspelbaar gedrag, hun sierlijk beweeglijke aanwezigheid en hun kleurenpracht. Van huis uit kreeg ik dat als kind al mee vanuit mijn vaders genen en tot op de dag van vandaag haal ik daar nog diepe voldoening uit.
Met mijn geliefde sprak ik laatst nog over die levenslange ‘drive’ om steeds maar weer nieuwe aspecten in de vorm van zelfgemaakte liedjes, gedichten en beelden te etaleren voor de mensen , waarbij zij aangaf zelf ook graag leuke, mooie, lieve en lekkere dingen te maken maar dat zij het niet zo nodig achtte om dit ook nog eens wereldkundig te moeten maken. En dat is zo, zo is ze en het siert haar. Maar het confronteert mij ook.. want waarom doe ik dit nu echt?
Zoek ik applaus? Vis ik naar complimentjes? Wil ik aandacht? Hoe komt dat exhibitionistische trekje in me? Goed om zo eens even aan ’n stukje introspectie te doen.
Helemaal duiden kan ik het niet maar aarzelend kom ik tot de voorlopige conclusie dat het bij mij vaak gaat om een soort kinderlijke onbevangenheid die mij op de kleuterschool na het vervaardigen van elk kliederwerkstuk al liet uitroepen “Kijk een juf, wat mooi hé!!”
Een soort ongefundeerd en nog onbeschaamd vertrouwen dat de ander het óók vast prachtig zal vinden. Vaak is dat het geval, maar dat pakt regelmatig ook anders uit. Dat zij dan maar zo..ik beleefde er plezier aan.
Hoewel niets menselijks mij vreemd is en ik altijd warm word van ieders positieve feedback, kan ik eerlijk zeggen dat mijn belangrijkste drijfveer wordt gevormd door de beleving van de schoonheid van de schepping zélf ! Een kinderlijke verwondering. Of noem het ontroering. Of gaat dat weer te ver? De natuur voelen , ervaren, zien, horen en ruiken en dit dan met beelden zo proberen over te brengen dat ook de ander het moment even meebeleefd! De echte bewondering, geuit in het ‘mooi hè?’ gaat uit naar de Schepper van de creatie zelf. Hoe ging dat lied ook nog maar? ‘U bent de Maker, ik ben de klei’. Ik geef slechts een subjectieve en altijd onvolmaakte projectie door van de geschapen perfectie van de natuurwereld rondom ons en ..dat is een heerlijk voorrecht om te mogen doen!
Enfin.. zo komen we uiteindelijk ook weer terecht bij die kleiwerkjes van me, waarvan ik er dan toch maar wat laat zien door middel van deze digitale uitlaatklep..
We zijn dit weekend terug gekomen van een heerlijke uitwaai- midweek op Ameland en daar waren alle ingrediënten aanwezig om het ook qua natuurbeleving in alle opzichten geslaagd te maken…
Jagende wolkenluchten boven eindeloze einders. Woeste schuimkoppen boven onstuimige baren. Door Springtij en Noordwesterstorm veroorzaakt hoogwater. Weergaloze zonsondergangen boven een flonkerend waddenlandschap . Spiegelende vloedlijnen vól Drieteentjes en één eenzame Paarse Strandloper en ach…ik laat het onderstaand maar zonder verdere woorden de revue passeren via camerabeelden die zo veel meer weten te zeggen …
Ze liggen er weer, of nóg.. Kastanjes!
Hoewel er absoluut sprake is van een ruwe bolster, is de pit daarentegen verre van blank. Wat was ik als kind opgetogen wannneer die satijnwitte binnenkant openspleet en er een perfect passende, van een diepe notenhouten glans voorziene, kastanje tevoorschijn was gekomen.
Als kostbaarheden verdwenen ze diep in mijn jaszak. Ik bewonderde ze, telde ze en verzamelde ze tót ik er na een poosje niet meer naar omkeek en mijn moeder zonder enige vorm van overleg besloot om de inmiddels dof beschimmelde, verschrompeld geraakte vruchten ‘vot d’r mit ’ in de vuinis-emmer te smijten. Gelijk had ze!
Toen ik bovenstaande glimmer deze week in het gras zag liggen drongen nieuwe beelden uit mijn kinderjaren zich aan me op.
Eens per jaar was de beurt aan Fokkelien, een bij ons op school gaand meisje met het Down-syndroom, dat buiten het dorp woonde in een met enorme kastanjebomen omzoomde boerderij. Een grote tas vol van die glimmende kastanjes had ze dan bij zich om bij de school uit te strooien boven al die begerige kinderhandjes.
“Fokkelien hier… Fokkelien hierheen…”!
Nooit vergeet ik haar twinkelende ogen…
Hoog op een bank stond ze, trots en gelukkig met alle aandacht die nu eens naar háár uitging en met een brede armzwaai veranderde ze het grijze schoolplein in een schatkamer vol honderden rondstuiterende, mahoniehoutkleurige kostbaarheden waarop we ons gretig stortten.
Dat het zaliger is te geven dan te ontvangen, ging er toen bij ons nog niet zo in, maar die diepe waarheid kreeg die dag prachtig gestalte in de uitbundige schaterlach van Fokkelientje!
Het is weer eens oktober geworden en dat houdt in dat ik in deze periode weer ben begonnen om met aangeboden voer weer allerhande gevogellte naar mijn tuin te lokken. Nou ja…allerhande..
Het zijn doorgaans de gebruikelijke tuinsoorten die ten tonele verschijnen, maar omdat ik ze altijd probeer om ze in een aantrekkelijke pose op een decoratieve plek te laten landen krijgen de foto’s dan meestal wel nét dat tikje extra bijzonders mee, waardoor ze toch een naar mijn smaak attractieve kijkplaat opleveren.
In de loop van de tijd leverde dat een lange stoet portretjes op van deze bonte acrobaten waar ik bij het zien van hun capriolen en kleurenpracht altijd weer opgetogen van kan raken.
Ik toon er hieronder even een viertal en hoop dan maar dat ook jullie lezers even mee genieten van deze dappere gevleugelde, ‘gewone’ rakkertjes, die hoewel we ze – als roodborst, mees en mus- allemaal vaak tegenkomen te vaak té onopgemerkt en onbewonderd blijven…
Tussen de rommeltjes en foto’s uit de oude doos diepte ik dit vergeelde kaartje op dat getuigt van het intensief geneeskundig toezicht in de midden-vijftiger jaren, waaronder ik toen kennelijk stond.
Man, man….bijna elke maand van mijn 1e levensjaar werd ik er door moeders naar toe gebracht, zo blijkt uit het nauwkeurig bijgehouden register.
Alleen in de barre wintermaanden januari en februari was ’t buiten de deur zeker wat te koud voor dat kereltje.
Maar ik zie dat ook in juni en juli van dat jaar er is verzuimd mij onder het wakend oog van de consultatie-arts te brengen.
En daarmee werd nogal een risico genomen getuige de doordringende waarschuwing achter op de kaart.
Het ‘ontberen van regelmatige controle in het eerste moeilijke levensjaar en het zich onttrekken aan de deskundige raad omtrent voeding en verzorging ter verkrijging van een krachtig gestel’, werd kennelijk als een ernstige vorm van plichtsverzuim beschouwd.
Beginnende gebreken , die nog niet door het onervaren moeder-oog konden worden waargenomen dreigden daardoor over het hoofd te worden gezien…
Voorkomen is beter dan genezen!
Hoewel ze zich niet zozeer op het lichamelijke vlak openbaarden, werden mijn naderhand ontdekte onvolkomenheden, door het moederoog inderdaad meestal liefdevol, niet zozeer over het hoofd maar eerder door de vingers gezien
Ik waarschuw je alvast, het wordt weer een wat langer verhaal vandaag…heb je daar geen zin in? Bekijk dan de plaatjes en klik gerust weer door. Voor de dappere doorlezers deel ik maar weer eens een van mijn avonturen waarin pech, klunzigheid en geluk elkaar hebben afgewisseld.
In de afgelopen week moest ik namelijk voor een werkafspraak in Apeldoorn zijn en dan verenig ik in zo’n situatie graag het nuttige met het aangename. In dit geval zag ik mijn kans schoon om de avond voorafgaand aan het werkbezoek al op tijd in het Kroondomein te zijn om de kans te benutten om eindelijk eens fatsoenlijk ‘n Wild Zwijn voor de lens te krijgen. Elke daartoe in voorgaande jaren ondernomen poging mislukte tot nu toe, doordat het óf te donker was voor een goede foto of het varken hield zich grotendeels schuil achter een takkenbos .
Enfin.. het mocht allemaal nog nét in dit gedeelte van het park vóórdat onze Willem daar weer aanspraak maakte op zijn feodaal alleenrecht.
Het idee was om ’s avonds een fietstochtje en een wandeling te maken, onderweg foto’s te nemen en dan op tijd onder de lakens in een Bed&Breakfast-gelegenheid, om vervolgens de volgende dag in alle vroegte het nog eens dunnetjes over te doen en ik had me echt op het ‘oepke’ verheugd.
Nou, in grote lijnen liep het ook aardig conform het plan maar zoals zo vaak deden er zich weer eens complicerende, van die typisch Krijn-achtige-factoren voor waarbij ik mijzelf dan ook regelmatig voor het hoofd sla.
Aan de eerste situatie kon ik niet veel af- of toedoen. Na drie kilometer fietsen over hobbelige bospaden raakte de band van het voorwiel lek, waardoor ik de rest van de avond alleen de benenwagen ter beschikking had en mijn actieradius dus ernstig werd beperkt. Gelukkig zat ik op de goede route want er dook wél degelijk een wild varken op dat als een donkere schim plotseling uit de bosrand stapte… okay ik had een zwijnenfoto!
Even later hoorde en zag ik hoe een flinke keiler met vrij grote snelheid tussen de bomen draafde op weg om dertig meter verderop het pad over te steken waarop ik stond. Een buitenkans, want zo zou hij even fijn vrij komen van zijn achtergrond, als ie dan ook even zo beleefd of nieuwsgierig was om héél kort op dat pad te blijven staan..
Daarop anticiperend, was ik al neergeknield met de camera in de aanslag voor een perfect bladschot! En …yes!
Na een uur stuit ik op een zeug met twee halfwas biggen en in plaats dat deze bij mijn nadering galopperend in het bos verdwijnen blijven ze rustig staan wanneer ik dichterbij kom.
Sterker nog, ze komen op mij af! Althans die grote!
Hmm..
Zwijnen met jonkies moet je in de gaten houden weet ik en ik let scherp op of dit vervaarlijk beest ook beschermend of agressief gedrag vertoont, maar niks hoor!
Ze hopen op toegeworpen nootjes geloof ik en het lijkt hier wel op een kinderboerderij opeens…
Wanneer ik ze zo op mijn gemak van dichtbij kan fotograferen is wel een beetje de spanning en sensatie van wildfotografie verdwenen, maar het is dan toch ook wel weer een leuke belevenis!
Na dat moment was ik ondanks het fietsongemakje, voornamelijk in mijzelf fluitend en neuriënd bezig en eigenlijk best in mijn hum over de gang van zaken. Ik vervolgde nu weer m’n weg om mij te voet naar een wild-kijkscherm te begeven alwaar ik verwachte nog meer van die heerlijke foto-kansen te krijgen. Het zou volgens de Google-looproute zo’n 20 minuten wandelen zijn, langs helder aangeven lijntjes op mijn Iphone-scherm. Kon niet missen! Nou dan ken je mij dus niet. Om een lang verhaal kort te houden; de route voerde mij met dwingende stem dwars door manshoge varens, stugge heideplaggen en venijnig prikkende braamstruiken in een compleet verkeerde richting, uiteindelijk schuin op die wildkansel af waardoor ik daar – takkenkrakend en woest bezweet – compleet aan de verkeerde kant uit kwam. Een zestal daar reeds aanwezige, met kijkers bewapende personen had mijn komst al met argusogen gevolgd en op mijn gestameld excuus werd dan ook voornamelijk boos kijkend en ‘stilte’-sissend gereageerd. Nou ja..dan verwacht je op zo’n moment ook dat er wel een prachtig edelhert of een groep mouflons te zien en te verstoren zal zijn, maar noppes hoor. Er was helemaal niets te zien wat ook maar aan in de verste verte aan spannend wild deed denken, dus waarom zo onverdraagzaam gedaan tegen zo’n moe-gestrompelde mede-natuurminnaar? Ik heb daar dus heel kort even zitten uitrusten en mijn fototas van mijn schouder gehaald, maar aangezien ik me er verre van welkom voelde koos ik er toch maar voor om weer weg te gaan en hoewel het verongelijkte gevoel bij mij overheerste, perste ik er bij het afscheid een toch nog wat hardop gefluisterd ‘sorry’ uit, maar zelfs dát werd weer met diepe fronzen en ‘ssssssst’ gebaren beantwoord, zodat ik maar schielijk afdroop.
Mijn toch al sterk gekrenkte gevoelens kregen kort daarop een nog grotere vloed aan emotie te verwerken toen ik er plotseling achter kwam dat ik één van mijn beide peperdure hoortoestellen midden in die bos- en hei-jungle was kwijt geraakt. ( Hé? Heb jij die dan? Ja die heb ik, zie mijn blog van 27 juni 2020 )
O, Nee!!!!
Dat zijn de momenten waarop ik dan zo’n diep-in –de-grond-wegzak-gevoel krijg en in een mengeling van boosheid en schaamtegevoel mijzelf de huid weer eens vol scheld. Hoe stom kun je zijn! Die vederlichte dingetjes springen zo van je oor en je bent ze in een wip kwijt. Is daar nou niks tegen te doen? Jawel..nou ja in elk geval om ze weer te kunnen traceren. Op mijn mobiel zit ook een soort track-app met een ‘zoek mijn hoortoestel’ functie waarmee dat 2 cm kleine dingetje via bluetooth tot op één vierkante meter precies terug te vinden is. Maar dan moet je er wel binnen 30 meter vanaf zijn én verbinding hebben. En die was verbroken, dus hij lag ergens in de bush-bush ver buiten bereik.
Wáár ergens? Geen idee! Ik heb die avond nog een uur in mijzelf mompelend in de invallende schemering over eerder bewandelde paden gestruind in de hoop weer digitaal contact te krijgen. Maar terwijl links en rechts van mij de wilde zwijnen me vanuit het alsmaar donker wordende woud ‘wroefffff’ toeroepen geef ik de moed uiteindelijk op en ga moe en onvoldaan naar mijn logeeradres.
Dáár schiet midden in de nacht me te binnen dat het logisch is dat de kans groot is dat het apparaatje van mijn oor is gesprongen toen ik de fototas over mijn hoofd heen van mijn schouder haalde bij dat wildscherm. En dat het niet erg was dat ik nu pas op dat lumineuze idee kwam want ik was gisteravond natuurlijk voor geen goud weer teruggekeerd naar dat groepje sissende figuren.
De volgende ochtend sta ik hoopvol in alle vroegte op en wordt begroet door een prachtige morgenstond..
Wanneer ik even later de wildkansel voorzichtig via de juiste route benader, bid ik dat er nu géén verrekijker-gasten zullen staan, want ik moet écht even een poosje in de ruigte vóór het scherm zoeken.
Gelukkig ben ik helemaal alleen en wanneer ik de zoek-functie op mijn mobiel inschakel verschijnt er meteen een ‘getraceerd’ signaal op het schermpje en 60 seconden later heb ik het kostbare, kwetsbare kleinood weer in handen en knoop het weer eens goed in m’n oren.
Tsjonge, dat geeft een opgelucht gevoel! Er is hier verder geen beest te zien maar de dag kan niet meer stuk!
De rest van de vroege ochtend stap ik blij en dankbaar door en langs de bedauwde heidevelden..
.. en nu blijkt het geluk wel weer aan mijn zijde voor vandaag want in de mistige, gouden sfeer ontwaar ik nog een jonge reebok in de verte en die kan ik toch nog even meepikken vóórdat de verplichtingen mij wegroepen.
Verder heb ik er die morgen geen enkel varken meer gezien maar al met al toch wel gezwijnd!
Ja hoor…je kon er op wachten.
Het ene na het andere grappig bedoeld ‘appje-met-link’, vergezeld van goedmoedig spotcommentaar ging gisteren mijn kant op nadat gisteren op alle nieuwskanalen het fenomeen ‘Krijn de Neanderthaler’ uitgebreid aan bod was gekomen.
“ Krijn” hoe verzinnen ze het?
Dat dacht ik vroeger als 12 jarig jongetje ook al op het moment dat ik mijzelf op de middelbare school moest voorstellen. Waaraan had ik dat verdiend? Waarom moest die ene ver weg wonende oom-met-die-naam nou zo nodig óók nog worden benoemd? Waarom me nu toch met zo’n ouderwetse, nauwelijks voorkomende voornaam opzadelen?
“Hè? Hoe? Grijn? Krein? Krijm? ” Dat vroegen die pesterige klasgenootjes mij op die eerste schooldag. Steeds moest ik die naam luid articulerend herhalen en dan nog waren er genoeg die net deden of ze het echt niet meer wisten en me met ‘Kreeuw’ bleven aanspreken. Zuchtend liet ik het me allemaal maar berustend aanleunen, tot het moment dat in de vroege 70-er jaren een Veronica-diskjockey landelijke bekendheid kreeg die de naam Krijn Torringa droeg. Hoera! !
Vanaf dat ogenblik was het na het rondje voorstellen altijd meteen klaar…”Krijn? Ha! Van Krijn Torringa!” Yes!
En dan nu dit! ‘ Krijn de Neanderthaler’ .
Om iedere gr‘appjes’maker verder de wind uit de eventueel op te bollen zeilen te nemen, schrijf ik dan maar dit stukje. Ja, ik heb het gezien. Leuk. Dank U!
Daar ben ik dan weer mooi klaar mee, hoewel naar mijn mening gerust gezegd kan worden dat de betreffende oer-persoon een dan wel misschien niet zo’n schrandere, maar toch zeker wel opvallend goedmoedige en vriendelijke gelaatsuitdrukking blijkt te bezitten. Vast een aardige kerel geweest!
Nee, we hebben wel wat van elkaar Krijn en ik !
Afgelopen dinsdag trakteerde ik mijzelf op een attractie waar ik al een tijdje naar uitkeek, namelijk die van een ‘dagje fotohut ‘in de Breepbaartpolder achter Termunten en de beleving was ditmaal er eentje om in te lijsten.
Voorgaande keren vielen er dingen tégen zoals de weersomstandigheden (veel te grauw en winderig) of de hoeveelheid te fotograferen vogels bleek beperkt tot een verdwaalde scholekster of ruiende eendenwoerd.
Maar nee…nu zat het allemaal eens mee; de najaarstrek van diverse steltlopers is hier nu op gang gekomen waardoor er voor de hut de hele dag op dit gebied wel iets te beleven viel en vooral het prachtige licht en het roerloze water zorgden voor mogelijkheden op fraaie spiegelbeelden van foeragerende, poetsende en badderende watervogels.
Wat fijn is het dan om niet meer beperkt te zijn tot die dure ‘jaren- ‘80 en ‘90’ dia-rolletjes van 36 opnamen, maar om over 32 GB aan digitale beelddragers te beschikken, waardoor er welhaast tot in het oneindige kan worden doorgeschoten. Maar ook dáár kan je op een andere manier ook in doorschieten…
Het gaat mij namelijk al jaren niet meer om het louter registrerend vastleggen van vogels en ik ratel er al lang niet meer op los. Nee, ik fotografeer zo selectief mogelijk om vooral esthetisch mooie platen te maken waarop houding, lijnen, kleuren en sfeer de bepalende aantrekkingskracht vormen of juist informatie verschaffen over het typisch gedrag van de soort.
Dat is dan vooral jezelf inhouden, vinger bij de sluiterknop en wachten, wachten, wáchten op het juiste moment dat de vogel in een fraaie waterreflectie stapt of in die ene seconde nét de snavel opent om een roepje te produceren of een dreighouding jegens een soortgenoot aanneemt.
Vaak ben je nét te laat, maar groot is de voldoening als je toch zo’n uitgelezen kans weet te verzilveren.
Enfin, ik heb mijn best er weer op gedaan en bij het terugzien en selecteren van de camerabeelden zie ik die prachtige, ranke en schuwe wezens die zich onbespied waanden en zich overgaven aan hun natuurlijk gedrag, allemaal weer aan mij voorbij waden.
Onderstaand deel ik een flink aantal van die opgedane indrukken, waarbij ik kort uitleg geef over het ‘hoe en wat’ ….
Veel kijkplezier !
Watersnippen zijn hier in deze dagen in ruime mate aanwezig en deze prachtige vogels stappen op enkele meters voor me door het 10 cm. hoog staande water waarbij de lange snavels de hele tijd onder het wateroppervlak gaan op zoek naar minuscule hapjes, maar soms neemt er eentje even de tijd om de de staartveren in te vetten en wanneer er een schaduw van een mogelijke roofvogel over de gestreepte kopjes scheert duiken ze op een typische snippen-schrik-houding even héél kort ineen….
In dit geval betreft het een overzeilende Torenvalk die helemaal niet uit is op Watersnip maar zijn buit al binnen heeft! Op een meter of twintig voor mij, gaat ze in de gevorkte tak van een dode boom zitten om daar de zojuist veroverde muis eens even smakelijk te verorberen..
Dat zijn leuke ‘bijvangsten’ natuurlijk, maar voor de rest van de dag concentreer ik mij op de tientallen kust- en waadvogels die in diverse soorten en pluimages zich vandaag komen presenteren..
Waaronder drie soorten Ruiters…hieronder de Groenpootruiter…
En de Tureluur die er even lekker voor gaat zitten om een badderbeurt te nemen…
Eerst even uittesten of het water wel lekker aanvoelt en dan hoppa….
Een tijdje later stapt ook een Zwarte Ruiter het toneel op om zich in al zijn sierlijke gratie aan het publiek te vertonen…
Hij gaat niet koppie onder maar besluit om het dit keer te laten bij een uitgebreide poetsbeurt waardoor hij me de gelegenheid biedt om opnamen te maken van die leuke, typische rek- en strekstandjes..
Even wordt de blik ten hemel geworpen om met een kort , schel roepje een overvliegende soortgenoot er op te wijzen dat deze plek inmiddels bezet is ..
Dan is het uiteindelijk weer tijd om voedsel te zoeken, want er dienen vetvoorraden te worden aangelegd voordat de lange terugreis naar Afrika kan worden aangevangen..
Inmiddels is de Tureluur in gepeins verzonken geraakt of hij staat gewoon wat te dutten…
Plotseling is de lucht vol van ”tsiuuu..tsiuuu’ geluidjes en wordt het héél even donker boven mijn hoofd wanneer een enorme zwerm van honderden Goudplevieren boven de plas hangt en even later op een afstand van zo’n tachtig meter voor mij neerdaalt…
Ze zijn erg schrikkerig en schuw vandaag en blijven maar een paar minuten zitten voordat ze op de wieken gaan om weer een ander plas-drasgebied op te zoeken, maar het lukt me toch om enkele platen te schieten.
Werkelijk schitterend getekende vogels zijn het, die broeden in Noordelijke Toendra-gebieden en in ons landje eigenlijk alleen maar te zien tijdens de najaarstrek. Vroeger werden deze Wilsters (zoals we ze in Groningen noemen) hier door wilster-flappers bij duizenden gevangen verhandeld en gegeten.
Enfin..ik geniet zo de hele dag door van alles wat er zo langs komt aan watergevogelte en dat hoeven helemaal geen bijzondere soorten te zijn…
Het is soms de combinatie van entourage en lichtinval die ook een foto van een ‘gewone’ soort naar mijn smaak extra leuk maakt….
Neem nu deze Kievit die midden tussen een paar pollen Goudknopjes heeft plaats genomen….
Of die Oeverloper die ook fijn naast deze aantrekkelijke plantjes plaats neemt en een volmaakt spiegelbeeld oplevert…
Maar… de eerlijkheid gebied me wel te zeggen dat ik héél blij ben wanneer er een rossig gekleurde vogel dichterbij komt waden..
Het is een Krombekstrandloper die nog deels zijn zomerkleed aanheeft en deze soort heb ik eigenlijk nog nooit goed voor de lens gehad. Hoera!
Tegen acht uur in de avond breek ik op en besef dan dat ik zo’n beetje vanaf zonsopkomst tot kort voor zonsondergang bijna onafgebroken heb zitten turen, kijken, fotograferen en genieten van al dat moois dat zich onbekeken voelend vanuit zo’n comfortabele positie heeft laten bewonderen.
Wanneer ik ’s avonds onder de wol kruip en mijn ogen sluit, zie ik de beelden weer voor mijn geestesoog, beleef het spel van licht, kleur en subtiele bewegingen opnieuw en hoor ik in gedachten wéér hun gevarieerde roepjes, fluitjes en tuutjes.
Wát een Schepping!
Ik voel me een dankbaar en bevoorrecht mens!
Vandaag was het zover!
Maandenlang had ik het genoegen om de wintertarwe pal voor ons kamerraam te zien ontkiemen en te zien groeien, rijpen en langzaam verkleuren tot de licht golvende zee van grijs-gele aren die de dichter B.J. Douwes reeds lang geleden in vervoering bracht tot het prachtige ‘sikkels blinken, sikkels klinken, ruisend valt het graan’ . Nou ja… die klinkende sikkels hebben plaats gemaakt voor het zwaar grommend geluid van de combine en het graan valt ook niet meer zo romantisch ruisend als voorheen, integendeel!
Zo gauw we in de gaten hebben dat boer Jur Huizinga de tijd rijp acht voor de graanoogst, zijn we er als de kippen bij om ramen en deuren te sluiten want de wind staat recht op ons huis en er komt me toch een partij stof en kaf deze kant op. Je zal maar net je woning in de verf hebben gezet!
Maar verder heeft het toch vooral iets feestelijks!
Dat binnenhalen van de opbrengst van die tere plantjes die ik in al die maanden langzaam maar zeker zag uitgroeien tot bunders vol dagelijks brood. Het doet bij mij toch een soort van ‘wij-gevoel’ ontstaan in de trant van ‘dat hebben we ondanks al die kou, regen, wind en droogte toch maar mooi weer binnen weten te slepen’. Zeer misplaatst natuurlijk, in die zin dat mijn bijdrage zich in dit opzicht uitsluitend heeft beperkt tot het regelmatig werpen van toezichthoudende blikken.
Maar toch.. Ik kan dan ook de verleiding niet weerstaan om mij even met de camera tussen de oogstmachine en het nog resterende graan te begeven om een aantal indrukken van het spektakel vast te leggen.
Dat kaf-spuwende monster dat niets ontziend met roterende klauwen af dendert op de overgebleven korenaren die zich in weerloze slagorden lijken te hebben gegroepeerd om de halmen kermend ten hemel te richten…
Allemaal onzin natuurlijk, maar toch leuk om van dichtbij deelgenoot te zijn van dat indrukwekkende gebeuren. Wit bestoven te worden, op dat verse stoppelland dat fris getondeerd tevoorschijn komt onder een hemelkoepel waarin witte wolkenwagens voort bolderen.
Hier te mogen wonen..
De zwaar-zwoele, onmiskenbare geur van kaf en koren op te snuiven.. Herinneringen aan vervlogen kinderjaren die binnen komen drijven .. Je weer klein voelen…
Over klein gesproken. Halverwege de middag krijg ik een appje van de boer. Hij heeft me uiteraard zien rondkruipen en vraagt of mijn kleinzoontje het leuk zou vinden om even naast hem in de combinecabine te komen zitten. Nou, ik denk dat zoiets niet tegen dovemans oren is gezegd en aan het eind van de dag is het zover.
Als een Mini-Minister van de Graanrepubliek ‘Storksterpad’ , torent Luka samen met zijn papa en de boer – hoog in de ‘Kebain’ gezeten – uit boven het glanzend gele landschap en verorberen ze, eendrachtig hendels en pedalen bedienend, honderden meters aan golvende tarwe, waarna deze op het eind vakkundig wordt uitgespuwd in de gereedstaande kiepwagens.
Na afloop staat hij, nog wat beduusd door de opgedane indrukken, de weer voortrazende machine na te kijken.
Wat gaat er in dat rode, licht bezwete kleine jongenshoofdje om? Zal hij zich deze momenten later nog weten te herinneren? Dat ogenblik dat ie werd opgetild en meegetroond? Het late licht op een zaterdagmiddag in augustus? De stofwolken? Het doordringende geraas van de ‘Kebain’? De intense geuren en kleuren?
Waar raakt zo’n kind van drie nu het meest van onder de indruk? Grote-mensen-logica schiet weer eens tekort!
Wanneer ik hem vraag of hij het fijn vond daar boven in die grote machine, reageert hij zoals alleen een kind dat kan en mag doen..
“ Ja Opa en we krijgen straks patátjes !!! “
Zo!
We zijn al weer een paar daagjes veilig terug van een heerlijke – en verantwoorde- vakantie in Oostenrijk (Zuid Karinthie) en Noord Italie (Veneto) die we vooral fietsend (ja, ja nog steeds zónder motortje) en wandelend hebben doorgebracht in goede conditie en warm-zomerse omstandigheden.
Uiteraard maakte al mijn foto-apparatuur deel uit van de bagage maar om eerlijk te zijn heb ik daar dit keer maar vrij zelden gebruik van gemaakt en vaak met de telefoon vanuit ‘de heup geschoten’ landschapsopnamen gemaakt die het obligate ansicht-kaarten-niveau niet echt overstijgen.
Daarnaast wat vlinderbeelden van (meest) zuidelijke soorten met de macro-lens genomen tijdens berg- en bos wandelingen..
De spaarzame vogelfoto’s komen vooral uit de point-and-shoot-camera die ik tijdens de fietstocht door de Po-delta ( een mediterraan equivalent van het Lauwersmeergebied) hanteerde en zijn ook niet van een echt hoogstaand niveau maar omdat het soorten betreft die wij in ons landje niet of zelden tegen komen laat ik ze hier toch ook maar even zien..
(Hierboven Koereiger en hieronder Heilige Ibissen en een Bijeneter)
Tot slot nog een enkele indruk uit Venetië-stad waar het door het ontbreken van massa’s toeristische Japanners en Chinezen ongekend rustig was, wat ik in een veelzeggend sfeerplaatje heb geprobeerd uit te beelden..
Vandaag kijk ik vanuit het ‘studeer’-kamerraam naar mijn vijvertje en bedenk tevreden dat ie er nu wel weer fraai bij ligt..
Ieder jaar rond deze tijd moet ik er toch altijd wel even flink tegenaan om de vaak al te uitbundige waterplantengroei in te tomen want met name de enorme bladeren van de waterlelie bedekken razendsnel het wateroppervlak, waardoor er te weinig lichtval in de vijver ontstaat en Waterpest en Fonteinkruid de zaak verder dreigen dicht te groeien.
Wanneer ik dan weer eens met ‘blode bainen’ wijdbeens de vijver in stap om de boel wat uit te dunnen mag ik graag de gelegenheid aangrijpen om ook wat macro-opnamen te maken van libellen en waterjuffers die nu op en rond de zuurstokroze bloemen komen jagen en rusten.
Wanneer ik zoiets extra behoedzaam doe, lukt het me soms zelfs om een dromerige, op een lelieblad rustende kikker van hééél dichtbij met een close-up-lens in die typische, wiebertjes-vormige pupillen te kunnen kijken..
Kijk eens hoe mooi ! Wat zou er in zo’n verkikkerd wezentje omgaan?
Daar mag ik dan later graag een beetje rijmend op door fantaseren..
‘t Zijn niet haar zachte kikkerbillen die hem romantisch stemmen
Ook niet haar groene tors, die hij graag zou omklemmen
“Wat ik het allerliefst zou willen ?
“Haar ógen” sprak de vors “Als ‘k dáár in weg kon zwemmen.”
Nou ja, wanneer ik dit schrijf is er in geen velden of wegen een libel of kikker meer te zien.
Een hevige stortbui is zojuist ten einde gekomen en doet de vijver bijna overlopen. Vanuit een kiertje in de nog loodgrijze hemel verleent nu een sprankje zonlicht een bijzondere glans aan de achtergebleven grote regendruppels die nog wat liggen na te biggelen op het resterend lelieblad..
Voor wie het wil zien…
“Nou, tot in de pruimentijd” sprak iemand laatst tegen mij bij wijze van afscheid..
Rare uitdrukking eigenlijk.
De afscheidsgroet ‘tot in de pruimentijd’ schijnt volgen historici mogelijk bedacht te zijn door de dichter P.C. Hooft en zijn vrienden, onder wie van den Vondel en Huygens. Hooft ontving deze mensen vaak op het Muiderslot. Aan het eind van de zomer zeiden de vrienden ten afscheid “tot in de pruimentijd!” tegen elkaar, waarmee ze op de volgende zomer doelden. Deze groet zou later spreekwoordelijk zijn geworden. Nou ja, kan best natuurlijk, maar op een of andere manier bewaar ik aan de pruimentijd uit één van mijn jeugdjaren, een pijnlijke herinnering.
Als kind gaf ik al sterk de voorkeur aan ‘slik’ zoals alles wat nu snoep heet door ons werd genoemd, want ik was bepaald geen fruitliefhebber. Het begrip ‘fruitschaal, waarvan je tegenwoordig vaak onbeperkt iets af mag snaaien was ons onbekend. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik zelfs vandaag de dag mijzelf er toe moet zetten om toch met enige regelmaat een kiwi of appel tot mij te nemen in verband met de broodnodige vitamientjes. Wij kinderen, kregen zodra de R in de maand kwam, te maken met het verschrikkelijke begrip ‘levertraan’. Een ronduit walgelijke vloeistof, die afgescheiden van een dode walvis door middel van een eetlepel onder heuse dwang en onder het mom van ‘héél gezond’ na de maaltijd werd toegediend. Ik heb daarom ook nooit begrepen waarom walvissen wél ziek kunnen worden, terwijl ze boordevol gezond makend levertraan zitten. Ik geloof ook niet dat ons het ooft thuis in grote hoeveelheden werd aangeboden en dat vond ik niks erg. En toch zodra het om ‘verboden vruchten’ ging was ik er als de kippen bij . Zou dat in het diepste van de kern met ‘erfzonde’ of zoiets te maken kunnen hebben? Ik hoop het niet zeg. Het was namelijk zo dat er in onze ogen niets lekkerder was dan de gestolen aardbeien van Wubs in Nije Buurt of de zoete gegapte ‘kruudoorns’ van vrouw Reinders ( spreek uit ‘Rainders’). Dat kruipen op je knieën door de tuingreppels, dat éven met je hoofd omhoog om te zien of er iemand was die ons mogelijk zou kunnen betrappen, dan diep gebukt verder schuifelen achter rijen tuinbonen en opgeschoten kroppen sla, éven naar links en daar hingen de dieprode zomerkoninkjes te lonken in de zon. Haastig propten we de monden vol, bloedrood sap droop langs onze kaken. Gauw nog even wat in de korte-broek-zak en dan máken dat we wegkwamen. Eenmaal geheel in veiligheid, smaakten de geplette vruchten al niet eens meer zo heel erg lekker. Leuk was vooral het achteraf kunnen ‘snakken’ – een Gronings woord voor ‘pochen’ – tegenover vriendjes omtrent de buit en de doorstane gevaren.
Zo kwamen wij er ook achter dat er in de tuin van Gezienus Kuiper, de fietsenmaker van het dorp, een zeer beklimbare boom was die vol hing met grote, paarse en sappige pruimen. Ze waren van het formaat ‘als eieren zo groot’ en ze vróegen er dan ook gewoon om, dat ze zonder instemming werden geproefd. Indachtig het bekende liedje waren wij de oprechte mening dan ook toegedaan dat ’aan een zo vol geladen boom, men 5 of 6 pruimen wel niet zou missen’. Maar er moest wel een plan worden gesmeed. Want de pezige fietsenmaker, was altijd wel ergens in zijn vól brommer-onderdelen en fietsframes geladen werkplaatsje in de weer en vandaar uit had hij via een achterraampje zicht op die verlokkende boom. Ik vond hem altijd wel een vriendelijk mannetje en thuis werd er ook altijd welwillend gesproken over ‘Sienus’ zoals wij deze wat kromgebogen fiets- en ploffietsreparateur noemden. Altijd was hij gehuld in een met zwarte smeer bevlekte blauwe overall. Een steevast op zijn hoofd klevende alpino-pet en een in zijn voornamelijk tandeloze mond hangend rokertje, completeerden het beeld.
Op die zonnige middag dat we ons snode plan ten uitvoer zouden brengen was ik met drie bondgenoten op pad gegaan. Nadat een van ons er zich van had gevergewist dat de rechtmatige eigenaar zich in een ander gedeelte van het pand ophield, glipten wij bliksemsnel langs de werkplaats, zó de tuin in. Daar stond ie…helemaal klaar om ons in zijn gevorkte houten armen te nemen, die heerlijke boom vol glanzende, fluweelzachte, bijtklare, blauwe prachtpruimen. Het duurde maar even en we begaven ons als kleine apen in de kroon van zijn stam waar het grote vruchtvleeshappen begon. Met rappe handen ontdeden we de takken van hun gewicht. We smikkelden en smulden. Terwijl het zoete sap langs mijn kin droop, werd er onder mij zacht gegiecheld en geginnegapd. Ik herinner me hoe mij een gelukzalig, bijna dromerig gevoel van voldaanheid ten deel viel. Wat me óók nog helder voor de geest staat, is dat de jongens onder mij plotseling verstomden en – naar ik meende zonder énige aanleiding – uit de boom roetsten. Stomverbaasd keek ik hen na…” He..woar goan je naor tou opains? “
Toen zweefde ik plotseling door de lucht. Er was een blauwe waas voor mijn ogen en er waren twee sterke handen die mij moeiteloos en met kracht op de grond smeten en die me zo sterk bij de kraag vatten, dat ik amper adem kon halen. Boven mij ontwaarde ik de vage omtrek van een hoofd en een alpino-pet. In dat hoofd en onder die pet gaapte een tandenloos gat waaruit boze klanken onverstaanbaar in mijn gezicht werden geblazen. Het was Kuiper ! Trillend van woede, schreeuwde hij iets over‘ rötjongen dei hai al dei tied wel in de goaten had har ’, waarbij hij mij steeds harder in mijn hals kneep. In mijn doodsangst begon ik de beste man die ik normaal gesproken altijd keurig met “Kuuper” aansprak, te tutoyeren ‘ Nee, Sienus, Nee Sienus..ik zet ’t nait weer doun Sienus’..
Enfin, ik ben los én thuisgekomen voorzien van een vervaagde voetafdruk ergens op de achterzijde van mijn broek. Ik voel het nu nog, als ik erover schrijf.
Weken later hoorde ik van mijn vader, dat ’Kuuper’ er achteraf toch ook wel een beetje om had kunnen lachen. Nou moe! Tijdens het uitwisselen van een sigaretje, hadden ze het nog wat lacherig gehad over ‘dei deugnaiten’. Wat Sienus het meest bezig had gehouden was zijn volgens hem onverklaarbaar plots opgekomen drift, waarvan hijzelf nogal was geschrokken en waardoor hij mij op dat moment volgens zeggen wel had kunnen wurgen.
Zover is ’t gelukkig niet gekomen. En ’t kwam ook tussen ons weer goed. Hij heeft later toen ik op zestienjarige leeftijd was gekomen nog vele malen geduldig, vakkundig en heel betaalbaar, mijn altijd haperende brommertjes gerepareerd.
Al weer maanden geleden boekte ik én een snipperdag én weer eens de unieke fotohut in de Breebaartpolder bij Termunten. Afgelopen dinsdag was het zover en ik had me erg verheugd om in het strijklicht van een heerlijke zonsopkomst diverse steltlopertjes en andere watervogels voor de lens te krijgen, want alle weersvoorspellers hadden een ochtendstond vol goud in de mond beloofd.
Helaas loopt het weer eens anders, want als ik op het gruwelijk vroege tijdstip van kwart over vier mijn bed uitstap zie ik dat het wat het licht betreft erg tegen valt. Laaghangende wolken en mist!
Ik overwin de sterke aandrang om er eerst maar weer eens in te kruipen en zit in weerwil van het matige zicht en wat mopperige gevoelens toch tegen half zes door de kijkgaten van de hut te loeren.
Op vrij grote afstand staan een Grote Zilverreiger en wat Bergeenden en Kluten zich in het spiegelende water te poetsen en met het diffuse licht levert dat dan toch nog wel een aardig plaatje op.
Dichterbij scharrelen een Kleine Plevier en de enige weken geleden uit het ei gekropen kuikens rond en daarmee heb ik me dan vooral te vermaken, want verder verschijnt er deze ochtend nauwelijks iets voor de lens.
Omdat op de dijk vlakbij, een door het Groninger Landschap aangebracht kijkscherm is geplaatst waarachter je een blik kunt werpen op een rustende groep zeehonden, besluit ik om een korte tussen-uitstap te maken om daar ook even mijn foto-geluk uit te proberen en gelukkig is er een flink stel van deze prachtige wezens aanwezig, waarvan de meeste voornamelijk als hobbezakken in het slib liggen. Hoewel ik vanuit fotografisch perspectief er graag dichterbij was gekomen om ze wat anders te benaderen, is dat uiteraard niet toegestaan en doe ik het maar met een ‘point en shoot’ –actie van bovenaf..
Wat wél fijn is dat tijdens de terugkeer naar de hut de zon inmiddels is doorgebroken en er eindelijk een mooie, strakblauwe lucht is verschenen. En juist dáár wil ik de boter graag uit braden, want er vliegen af en toe enkele Boerenzwaluwen onder de overkapping om daar wat nestplaatsen te scheppen. Omdat het verder qua watervogels té rustig is, concentreer ik me voor de rest van de tijd volledig op een opname die ik dan gewoon per sé wil maken. Het beeld dat ik in mijn hoofd heb van een van dichtbij invliegend ‘zwaalfke’ tegen een heldere hemel met de dijk als achtergrond.
Iets willen is één, maar het succesvol uitvoeren is twéé…
Tsjonge dat is geen sinecure. ‘t Zwait stait mie dr van op de kop’
Alles moet meezitten en meewerken. Het benodigde licht voor een sluiterijd van meer dan 1/5000e seconde, een ingeschatte scherptediepte vanwaar je hoopt dat de vogel komt binnenvliegen binnen een focusmarge van enkele centimeters, een framesnelheid van 20 beeldjes per tel én natuurlijk een fraai inswingende ’Hirundo rustica’.
Enfin réken maar dat de ratelende camera ontelbare beeldjes met mislukte opnamen liet zien, maar dat weet je van te voren.
Hoe groot is dan de voldoening – en de kinderlijke blijdschap – wanneer eindelijk maar toch alles samenvalt in dat ene ‘moment supreme’ waarin alles klopt!
![]() | Jitske Rots-Steendam op Terschelling.. |
![]() | Janneke op Drijfzorgen.. |
![]() | Anganieta op Drijfzorgen.. |
![]() | Lia op Schermusselingen … |
![]() | Ineke op Schermusselingen … |
![]() | Jitske Rots-Steendam op Terschelling.. |
![]() | Janneke op Drijfzorgen.. |
![]() | Anganieta op Drijfzorgen.. |
![]() | Lia op Schermusselingen … |
![]() | Ineke op Schermusselingen … |
Reacties en opmerkingen stel ik erg op prijs!
Dat kan het gemakkelijkst via de reageer-knop onder de berichten.
Klik op 'reactie plaatsen' of - als er al gereageerd is - op de eerdere reactie
Ik vind het ook leuk wanneer je een bericht deelt via een van de 'social media' knoppen of wanneer je een 'opsteker' geeft via de 'duim'-button.
Je kunt mij ook mailen voor een vraag of opmerking.
Ga dan naar het contactformulier dat bovenaan is te vinden onder de knop 'over dit weblog'