Om te brullen …

Afgelopen donderdag ben ik opnieuw naar de Pipo-foto-hut op het schiereilandje Marken geweest.

In een blog van vorig jaar (zie archief, april 2023) heb ik u al eens deelgenoot gemaakt van mijn steenkoude wedervaardigheden vol fotoplezier en slapeloosheid in dat tochtige onderkomen in dit prachtige plas-drasgebied vol balderende weidevogels.

Ik had dit voorjaar opnieuw een plekje geboekt om daar een middag, een nacht én de volgende ochtend door te brengen, waarbij ik me dan vooraf al weer heel lang heb zitten verkneukelen op baltsende, ruzie makende en voedsel zoekend  gevederte.

Wat dat laatste betreft ontbrak het niet aan foto-kansen en – jawel – dit keer had ik óók de slaapzak bij me, zodat ik er ’s nachts toch warmpjes bij zou liggen en welgemoed nam ik dan ook – voornamelijk languit liggend – achter de foto-luikjes plaats.

Genieten is het, van het steeds wisselende licht tussen zon en wolkenpartijen en van links en rechts invallende én weer wegvliegende vogels. Het is altijd maar een gok óf en wanneer er iets verschijnt want er valt hier niets maar dan ook hélemaal niets te regisseren. Lastig is hierbij de afweging tussen het gegeven dat ik graag laag-bij-de-grondse opnamen maak om de dieren fijn tegen de achtergrond te laten afsteken en het hoge gras waarachter ze vaak schuil gaan.

Ik maak maar even een selectie uit de vele tientallen opnames die in de loop van vele uren, maar dan ook in mummen van tijd, op de digitale kaartjes te voorschijn komen.

Tureluurs komen altijd wel even langs, maar laten me er vaak tureluurs van worden omdat ze maar zo zelden even stil willen staan…

Gemakkelijker fotografeerbaar is deze Bergeend, die rustig maar alert op mij af komt drijven in een zee van groen en grijs, maar hier luistert een juiste belichting weer heel nauw, want voor je het weet raakt het wit op hals en buik overbelicht zodat je soms éven moet wachten met afdrukken tot de zon achter een wolk schuil gaat.

Grutto’s bepalen voornamelijk het geluidsspectrum met hun heerlijk ‘wuttó-wuttó-wut’ en zijn een lust voor het oog als ze poetsend en zich achter het oor krabbend pal voor me komen poseren..

Er komt ook een flink aantal IJslandse Grutto’s voor de hut te staan, te herkennen aan hun meer roodbruine schacht  en een wat kortere snavel.

Waar ik ook verguld mee ben is de verschijning van een paartje Zomertalingen, waarvan het mannetje zo’n heerlijk kenmerkend wit oogstreepje heeft..

Maar verder heeft deze qua uiterlijk nauwelijks een streepje vóór op zijn – naar mijn smaak – nóg mooier getekende neef, de Wintertaling. Ook deze is kortstondig van de partij maar vertikt het om fatsoenlijk uit het gras te komen waardoor zijn volle glorie dit keer wat minder zichtbaar wordt.

Er scharrelen ook opeens twee piepkleine waadvogeltjes voor me, met de grootte van een spreeuw hetgeen je op de foto eigenlijk niet ziet. Het zijn Kleine Strandlopers waarvan ik er maar ééntje goed in beeld kan krijgen omdat ze voortdurend schuil gaan achter het groen.

Als de avond valt en het grauw begint te worden berg ik de foto-spullen op en richt mijn slaapplek in de hut in. Ik heb goede hoop op een goede nachtrust nu ik van een donzen slaapzak ben voorzien. De (door oordopjes) gedempte vogelgeluiden die je hier de hele nacht kunt horen deren mij totaal niet want ze zijn op een natuurlijke manier aanwezig en eerder rustgevend, zodat ik na tienen al heerlijk indommel en even later in dromenland vertoef.

Maar plotseling wordt ik opgeschrikt door een luid…” KOE-WÁÁÁÁÁK”…KOE-WÁÁÁÁÁÁÁK’.  Even is het stil en dan opnieuw en hárder nog;   …” KOE-WÁÁÁÁÁK”…KOE-WÁÁÁÁÁÁÁK’..

Vlak bij mijn oor! Een 2 centimeter dik houten plank scheidt mij van een kikker die getuige de geluidssterkte zo’n beetje aan de buitenkant tégen het houten beschot aan moet zitten te kwaken.

En het houdt maar niet op. Onregelmatig en vasthoudend. Oordoppen, en een over mijn oren geschoven deken helpen geen zier! Van mijn bonzen op de wand en rammelen met de luiken trekt ie zich geen bal aan. Dáár had ik niet op gerekend, een eenzame, hunkerende kikvors die alsmaar opnieuw zijn blaasbalgen op- en uitzet en met een ongekend lawaai dat als een drilboor door de hut lijkt te resoneren en mij hélemaal gek maakt. Zo hard heb ik nog nooit zo’n beestje horen kwaken. Kijkend op mijn klokje blijkt het midden in de nacht, drié uur vijftien om precies te zijn. Ik doe geen oog meer dicht en besluit ten langen leste om jas, muts en laarzen te pakken en in de stikdonkere nacht vol slagregen en wind, zwaaiend met zaklantaarn en al plonzend ( er staat minstens 20 centimeter water) ál ‘kssssssssssst’ roepend het beestje tot verhuizing aan te zetten..

Het is stil geworden als ik eindelijk weer in mijn bedje schuif en de deken opnieuw over mijn oren trek. Als ie nu maar is opgezouten!  Ik hou mijn adem in, hetgeen best moeilijk is met een hartslag van 180 en zo’n tien minutenlang hoor ik niets. Net als ik bijna weer in slaap sukkel, klinkt het nog één keer verwijtend over het water. Een stukje verderop nu… KOE-WÁÁÁÁÁK”…KOE-WÁÁÁÁÁÁÁK’

De volgende ochtend sta ik redelijk geradbraakt op en constateer dat het weer er niet beter op is geworden. Regenbuien en donkere wolken verduisteren het zwerk en de meeste vogels houden het ook voor gezien.

Gelukkig verschijnt er een Watersnip voor de hut en hoewel ik deze soort al heel vaak op de foto heb gezet, is het dan toch altijd weer even wachten of ik ‘m nog in een actieve, speciale houding kan vast leggen. En yes !

Verder blijf ik gespitst op dierenbeweging én ..geluidjes! Want wat hoor ik toch steeds voor een melodieus, alsmaar aanhoudend, af en toe aanzwellend zacht gefluit? Ik ben – al zeg ik het zelf – best goed in het determineren van vogelgeluiden maar dit melancholisch, beetje wieberig , fluittoontje kan ik niet thuis brengen. Het gáát maar door.. Een Tureluur is het niet, ook geen Wulp of Goudplevier.. Ik kijk door elke opening of ik de vogel kan ontwaren en spits nogmaals de oren. Dan zie ik hoe in mijn ooghoek  een beetje stoom omhoog kringelt en merk  dat het niet de alarm – of loktoon van een Groenpootruiter betreft maar de zachte lokroep van het fluitketeltje dat mij aanhoudend op de mogelijkheid van hete koffie wees. Rund, die ik ben, maar daar heb ik wel zin in !

Als ik tegen elven weer door de boerin wordt opgehaald vraagt ze of ik een beetje goed geslapen heb en op mijn opmerking over het nachtelijk kikvors- intermezzo reageert ze vrij laconiek;

“ O ja, er zit daar een Amerikaanse Brulkikker, daar hoor ik soms wel meer mensen over..”   

Tsjonge! Had ik weer!

Even voor hen die het naadje van de kous willen weten;  Deze uit Noord-Amerika afkomstige soort is in de vorige eeuw door tuincentra ingevoerd als vijverdier en heeft zich ook in  ons land hier en daar in het wild kunnen handhaven. Waar hij voorkomt, vormt hij als predator en voedselconcurrent een bedreiging voor met name de inheemse amfibieën en hij wordt hier dan ook om die reden bestreden. O ja..en dit beest staat vooral ook bekend om zijn grote lichaamsomvang, zijn onverdraagzaamheid jegens andere soorten én het doet qua geluid zijn naam als brulkikker zéker eer aan.

Nu ik er nog eens over nadenk slaat de twijfel toe.  Was het wel  echt “koe-wááák, koe-wááák”  wat ik hoorde? Heb ik het geluid  – fonetisch gezien – wel juist weergegeven? Of was het toch eerder iets in de trant van “ Trúúúmp -Trúúúúmp- Trúúúúúmp ” ?

3 thoughts on “Om te brullen …

Reageren? Graag ! Schrijf hier onder ...