Ik reed weer rond …
Ik reed weer rond in eigen brein
oogste ontluikende gedachten
die stuk voor stuk naar de erkenning smachtten
om onderscheidend wijs te zijn
Terwijl ik zocht, zo laadden op mijn wagen
zich karrevrachten, nog ontknopt
hun bloeien zat té diep verstopt
in bergen van mijn vragen
Toen de hooiberg mét die speld
verwoei in niets ontziende winden
Bleef over, wat nóg geldt:
In ’t land der ziende blinden
zal Die mijn haren telt
ooit speld én halmen vinden
© Krijn
( Deel drieluik Jeroen Bosch, 14e eeuw)
Het gedicht is prachtig, maar de hooiwagen van Jeroen Bosch is een laatmiddeleeuwse allegorische voorstelling. Het hooi staat model voor de heb-, genot- en geldzucht van de mensheid. Van paus tot edelman, iedereen doet mee met deze graaicultuur ( hoe actueel..).
De voorstelling is het middenpaneel van een drieluik. Links zien we het paradijs. Ik denk dat de mens en de wagen daaruit vertrokken zijn. Ze hebben God en het leven zoals het bedoeld is achter zich gelaten. Op het middenpaneel immers ziet Christus de verderfelijke hooiwagen en de graaiende mensheid naar het rechterpaneel vertrekken: de hel.