Ja, ja..dat kennen we…
Met de datum van 1 december op de kalender is het nu toch wel een stukje kouder geworden, maar van echt winterse omstandigheden lijkt – voorlopig althans – nog geen sprake. Hoewel velen vanwege de hoge energieprijzen mij begrijpelijkerwijs daarin niet zullen volgen hoop ik persoonlijk toch wel op een periode met sneeuw en schaatsijs. Dat is misschien ook wel een soort tic en staat haaks op mijn lichamelijke constitutie. Ik geloof dat ik het hier al eens eerder heb vermeld, maar ik ben een koukleum van heb ik jou daar. Bij binnentemperaturen waar huisgenoten zich kennelijk al behaaglijk bij voelen, loop ik nog rillend door de kamer met wit weggetrokken, ijskoude vingers. Klappertandend verstrengel ik me alvast met de naar mijn smaak te langzaam opgloeiende houtkachel om mijn koude botten aan de oplaaiende vuurgloed te kunnen doen warmen. Diverse lagen aan onderkleding, wintermutsen en grijze geitenwollen bedsokken, ze dienen allemaal als doel om mijn lichaamstemperatuur op een enigszins aangenaam peil te houden. Het is een familiekwaaltje geloof ik.
Maar desondanks, in deze tijd van het jaar kan ’t me buiten niet hard genoeg vriezen of sneeuwen. Gék ben ik op ouderwetse winters en daar liggen vooral nostalgische herinneringen uit vervlogen jaren aan ten grondslag. In mijn beleving bestonden de winterperioden in mijn jeugd dan ook louter uit eindeloze vakantieweken vol ijs- en sneeuwpret op en rond het Damsterdiep. Enorm dikke, zwarte ijsvloeren en metershoge sneeuwduinen waren schering en inslag en het vroor altijd stenen uit de grond.
Allemaal overdreven sentiment natuurlijk. Maar wat was het altijd een genoegen om mijn kinderen met die onzinnige overdrijvingen te kunnen overtroeven, wanneer ze klaagden over kouwe handjes en loopneuzen. “ Koud? Hoe kom je er bij , vroeger toen papa klein was, toen was het pas koud!”
En met gezonde achterdocht luisterden ze – aanvankelijk nog met open mond – naar mijn gloedvol betoog over de winter uit ‘ik weet-niet-meer-precies’, toen het zo ontzettend aan het vriezen was ( iets van – 20 C of zo) dat ik als kleine jongen wel eens even wilde proeven aan het wit uitgeslagen metaal van de Ten Poster brug hoe koud het eigenlijk was en mijn tong daarbij onmiddellijk en onverbiddelijk aan de ijzeren brugleuning vast vroor. Te hoop gelopen behulpzame omstanders kwamen vergeefs met bakjes warm water aanlopen want het vocht bevroor vóórdat het zijn verlossend werk kon verrichten.
Ook mijn kleinkinderen bij wie ik deze hachelijke situatie graag nog eens in geuren en kleuren te berde breng, willen dit gedeelte van de geschiedenis nog wel enigszins voor waarheid door laten gaan. Maar wanneer ik daarna wijs op de spoedige komst van de brandweer die met een grote ijzerzaag het gedeelte van de brugleuning mét mijn daaraan muurvast gekleefd tongetje behoedzaam moest doorzagen zie ik aan hun ogen hoe de twijfel toe slaat. Pas als ik vervolgens vertel hoe ik thuis, met een aan mijn tong hangend stuk ijzerwerk, voor de gloeiend hete kolenkachel minutenlang moest wachten vóórdat de boel een beetje was ontdooid en dat het allemaal ‘aldergloependst’ veel pijn deed, wordt er weer eens smalend gereageerd. ”Ja, ja opa dat kennen we”.
En ik besef dat de lijst van (klein-) kinderen aan wie ik deze traumatische geschiedenis nog niet beeldend uit de doeken heb mogen doen inmiddels sterk is ingekort tot een stuk of drie op aanwas. Want ik hoor dan dat de anderen het verhaal al vele malen eerder van me hebben gehoord, maar dat er volgens zeggen steeds nieuwe – ongelooflijk- spannende elementen aan worden toegevoegd.
Nou ja, ’t is ook al lang geleden en ik word ook een dagje (k)ouder.
In elk geval heb ik dus toch best weer trek in besneeuwde landschappen en bijbehorende diepvriestemperaturen en bij wijze van voorpret schilderde ik in de afgelopen dagen alvast een paar winterse kerstkaartjes met vlokken als sneeuwballen!…


Heftig dat met die tong, daar is de knop `vind ik niet leuk` beter passend.. 🙂
Maar gelukkig ben je altijd wel goed van de tongriem gesneden…
Wat weer mooi gedaan/geschreven.